Gemeenten houden hun adem in. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en het ravijnjaar 2026 kruisen over ruim een halfjaar namelijk elkaars pad. Hoe? De wet houdt, gemeenten verantwoordelijk voor het helpen van zorgbehoevenden. Maar gemeenten krijgen volgend jaar te maken met een forse afname van de rijksbijdrage, en daarmee van hun mogelijkheden; in de volksmond daarom ‘het ravijnjaar’ genoemd. Dit heeft aanzienlijke impact op de zorg. Welke? Dat bespreekt Eric Annaert, director Social Real Estate bij Colliers.
De Wmo en het ravijnjaar 2026; dat lijkt geen goede match

Eric Annaert, Colliers
Hoe zat het ook alweer?
In 2015 werd in de Wmo vastgelegd dat gemeenten hulp en ondersteuning moeten bieden aan Nederlanders die dat nodig hebben. Het gaat hier om maatwerkvoorzieningen, zoals hulp bij het huishouden, ondersteuning thuis en hulpmiddelen als een rolstoel of traplift. In deze nieuwe wet werd extra nadruk gelegd op de noodzaak dat zorgbehoevenden langer thuis blijven wonen in plaats van verkassen naar een zorgwoning of -instelling - een belangrijk verschil met de voorgaande Wmo.
Aan de Nederlandse gemeenten werd een bedrag van ongeveer 14 miljard euro overgedragen voor de uitvoering van onder meer de Wmo. Deze overdracht ging wel direct gepaard met een bezuiniging van ongeveer 724 miljoen euro op het nieuwe Wmo-budget. Dit was onderdeel van een bredere hervorming van de langdurige zorg. Het had aanzienlijke gevolgen voor gemeenten, die nu verantwoordelijk werden voor de uitvoering van de Wmo-taken met een beperkter budget. Als gevolg moesten veel gemeenten bezuinigen op voorzieningen of hun beleid aanpassen om binnen de beschikbare middelen te blijven.
Hoe staat het er nu voor?
In het eerste jaar van de nieuwe situatie was het nog onduidelijk hoeveel Nederlanders gebruikmaakten van Wmo-voorzieningen. Maar in 2016 schatte het CBS dat dit er ongeveer 1.053.505 waren. In 2024 werd geschat dat het aantal mensen afhankelijk van Wmo-voorzieningen ongeveer 1.209.442 is, een stijging van 15 procent. Deze toename is deels te verklaren door de vergrijzende bevolking en hun groeiende behoefte aan ondersteuning aan huis om langer zelfstandig thuis te kunnen wonen.
Dit wordt steeds meer gefaciliteerd middels het Volledig Pakket Thuis (VPT); gepersonaliseerde zorg thuis geleverd via de overheid vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz). Maar als hiervoor hulpmiddelen nodig zijn, moeten die door gemeenten worden vergoed vanuit de Wmo. Zodoende dreunt een krimp van het gemeentelijk budget ook via andere zorgverzekeringen door.
Hoe ziet de toekomst eruit?
Met een sterk vergrijzende bevolking en een breed verlangen om het eigen nest niet te verlaten, gaat er steeds meer aanspraak worden gemaakt op de Wmo. Dat blijkt ook uit recente cijfers. Volgens het CBS kregen in 2024 bijna 1,3 miljoen mensen dergelijke zorg, 11 procent meer dan in 2019. Opvallend is dat ook onder (jong)volwassenen de vraag naar Wmo-taken groeit. Vooral de groep van 30 tot 45 jaar doet aanspraak op de Wmo-regeling. En terwijl deze aantallen toenemen, volgt in het ravijnjaar 2026 juist een krimp van het gemeentefonds.
Het fonds is straks niet meer verbonden aan rijksuitgaven, zoals nu, maar aan de groei van het bruto binnenlands product. Naar verwachting worden de specifieke uitkeringen voor de Wmo daarmee gekort met 10 procent, wat een afname van ongeveer 75 miljoen euro is. En of het hierbij blijft, is maar de vraag, gezien het huishoudboekje van de Rijksoverheid. Die heeft weliswaar gemeenten tot 2027 een extra budget van 3 miljard in het vooruitzicht gesteld (in het kader van de voorjaarsnota), maar of dat standhoudt is onzeker. Soortgelijke afspraken halen de eindstreep namelijk vaak niet of in afgezwakte vorm.
Wat nu?
Het ravijnjaar noopt gemeenten tot het maken van moeilijke keuzes, waarbij kwetsbare groepen getroffen worden. Nu de trend van - al dan niet noodzakelijk - langer thuis wonen is ingezet, wil je zorgbehoevenden kwaliteit van leven blijven bieden. Dat lijkt mij, naast het sociale aspect, een belangrijke reden om van een verdere budgetverlaging met gevolgen voor de Wmo af te zien. Daarnaast kan er op macroniveau worden gedacht aan een integrale financiering gericht op preventie, maar dit is een grote ingreep. Op lokaal niveau kunnen gemeenten meer sturen op een woonzorgprogramma als onderdeel van nieuwbouwprojecten, waarbij ‘omkijken naar elkaar’ het motto is.
Gesprek
Verder is het zaak om zorgkosten zoveel mogelijk te voorkomen. Een groot kwaad voor ouderen is: ten val komen. Hierdoor belanden jaarlijks ruim 100.000 ouderen op de spoedeisende hulp. Zonder structurele aanpak verdubbelen de zorgkosten als gevolg van een val binnen tien jaar naar 2,4 miljard euro. Ik dring daarom aan op een beter aansluitend woonaanbod, door onder meer de bouw van meer nultredenwoningen. Mijn collega’s en ik voeren regelmatig gesprekken over het toevoegen van zorgwoningen, bijvoorbeeld door transformatieprojecten. Dat is een lastig vraagstuk, maar, met medewerking van de stakeholders, zeker niet onoplosbaar. Daar voeren wij graag het gesprek over.
Lees ook van Eric Annaert:
Blog 1: Het College sanering zorginstellingen; een lust of een last?
Blog 2: Benchmarkverplichting in de zorg: een stap vooruit?
Reactie toevoegen