‘We moeten minder vanuit ideaalbeelden kijken en meer vanuit de realiteit’. Deze boodschap geeft socioloog, onderzoeker en (toneel)schrijver Fenneke Wekker tijdens haar keynote op het ZorgSaamWonen Congres. ZorgSaamWonen sprak met Fenneke over haar visie op leefbare buurten en wijken. Volgens haar is er al veel verbinding en zorgzaamheid in de samenleving, maar wordt dat niet altijd herkend. Ze illustreert dit met een voorbeeld. “Hangjongeren veroorzaken soms overlast. De politie haalt hen dan weg van de hangplek omdat buurtbewoners het onveilig vinden.”
Verbinding en zorgzaamheid in de wijk? Van ideaalbeeld naar realiteit

“Toch is die plek voor die jongeren belangrijk: het is een plek die voor hen verbindend werkt. Zij hebben een plek nodig om hun identiteit te ontwikkelen, te experimenteren, grenzen te verkennen. Ze vinden er met elkaar een ‘thuisgevoel’. Wat voor de één een thuisgevoel oproept, geeft de ander een onveilig gevoel.”
De overheid en maatschappelijke organisaties zijn geneigd te luisteren naar degene die het hardst roept, is de ervaring van Fenneke, en die ze ook nader beschrijft in haar Verhalenbundel ‘Achter de voordeur’. “Dat zijn mensen die de weg naar instanties kennen, vaak hooggeletterd zijn en hun zorgen of behoeften makkelijk en graag kenbaar maken. Zij bepalen zo de norm.” Fenneke wijst erop dat dit voor veel Nederlanders niet vanzelfsprekend is, doordat ze te jong zijn, de taal niet goed beheersen, doordat zij negatieve ervaringen hebben met overheidsinstanties, of bijvoorbeeld een beperking hebben. Deze mensen vinden de weg niet naar beleidsmedewerkers, maatschappelijke organisaties en overheden.
Waarom werkt het niet?
“Vaak zien we dat er dan op projectbasis initiatieven ontstaan om bepaalde groepen bewoners te betrekken bij de wijk. Dat gebeurt vanuit de beste bedoelingen. Maar dan blijkt de praktijk toch weerbarstig. Waarom doen mensen niet mee? Waarom willen ze zich niet op deze manier met elkaar verbinden? We luisteren toch naar de burger? Waarom werkt het dan niet? Dat vragen de projectmedewerkers zich dan af.”
“Het werkt niet”, zegt Fenneke, “omdat we te veel denken vanuit die heersende norm. We hebben te weinig oog voor de diverse vormen van verbinding die bestaan en de verschillende behoeften tussen bewoners. Er is niet één plaatje van verbinding dat voor iedereen werkt.”
Bordje
Ze licht dit toe met een voorbeeld. “Soms zie je aan het begin van een straat een bordje staan met ‘In deze wijk groeten wij elkaar’. Daarmee wordt duidelijk de norm gesteld dat bewoners elkaar gedag zeggen als uiting van onderlinge verbinding en zorgzaamheid. Vervolgens vallen mensen die dit niet doen buiten de boot. Wat als je een beperking hebt, geen gedag durft te zeggen of even een mindere dag hebt en geen puf hebt om vrolijk te doen. Dan word je al gauw veroordeeld. Terwijl het juist verbindend kan werken als iedereen in de buurt echt zichzelf kan zijn. Ik heb veel kwetsbare buurtbewoners gesproken die soms al blij zijn als het ze lukt om naar de bakker te gaan.”
Het zou volgens Fenneke beter zijn als mensen accepteren dat dingen iedere dag anders kunnen zijn. Behoeften verschillen per persoon en per moment. Het helpt als je jezelf als mens goed leert kennen. Dan heb je meer compassie en wederzijds begrip. Hoe erg is het als iemand je een keer niet gedag zegt? Wie moet zich aanpassen aan wie?
Onderzoek
Fenneke heeft tussen 2017 en 2020 het onderzoek ‘Building belonging’ gedaan. In dit promotieonderzoek keek zij onder andere naar het thuisgevoel van bewoners van woonerven uit de jaren ‘70 en ‘80. Woonerven werden in die periode gezien als oplossing voor het anonieme en geïsoleerde stadsleven. Keukens waren aan de voorkant gesitueerd zodat er altijd wel een ouder was die een oogje in het zeil hield. De ligging van de tuinen is zodanig dat mensen elkaar zien zonder dat ze te veel in hun elkaars ruimte komen.
Gordijnen
“Dat klinkt allemaal ideaal als het gaat om verbinding en onderlinge zorgzaamheid in de buurt, maar uit onderzoek blijkt dat juist woonerven laag scoren op thuisgevoel en leefbaarheid,” vertelt Fenneke die in Haarlemmermeer kwalitatief onderzoek ernaar heeft gedaan. Zij ontdekte dat dergelijke woonerven zeker geschikt zijn voor ouders met jonge kinderen. Die zoeken elkaar op en hebben verbinding met elkaar. “Maar met name bewoners zonder kinderen, of met kinderen die al het huis uit zijn, voelen zich juist buitengesloten van de gezellige saamhorigheid in de wijk. Ik heb alleenstaande vrouwen gesproken die de gordijnen dicht doen om al die spelende kinderen niet de hele dag te hoeven zien. Als je een andere leefstijl hebt, word je in deze wijken raar aangekeken.” Ook andere groepen profiteren niet optimaal van de woonerven. Pubers worden geweerd uit de speeltuintjes en de ambulance kan er moeilijk komen, terwijl er toch ook senioren wonen.
Fenneke concludeert naar aanleiding van haar onderzoek dat er te sterk is gebouwd vanuit een bepaald ideaalbeeld; in dit geval het gezin als hoeksteen van de samenleving. “Zodra zo’n heersende norm zich vastzet in stenen en infrastructuur, blijft die norm zich herhalen. Anderen worden er dan iedere dag, op straat, in het park of in hun eigen voortuin mee geconfronteerd dat zij niet ’normaal’ zijn.”
Norm materialiseren
De gebouwde omgeving kan dus zo sterk een norm materialiseren, dat er door de bewoners niet onderuit te komen is. “Sommige bewoners krijgen zelfs psychische problemen, als ze gaan geloven dat er iets mis is met hén omdat ze geen aansluiting vinden bij de buurt. Dat wordt dan op het individuele bordje gelegd, terwijl soms de omgeving niet functioneert. Die moet ruimte bieden aan het invullen van de verschillende normen.”
Parken
Als voorbeeld wijst Fenneke op parken. “Het doorbrengen van tijd in de buitenlucht is voor het welzijn van ieder mens belangrijk. Parken zouden dus voor iedereen toegankelijk moeten zijn. Zorg voor routes die veilig zijn voor ouders die met kinderen fietsen of lopen, maar zorg ook dat ouderen zich er prettig voelen en dat daklozen er in de zomer ongezien kunnen overnachten. Kijk vanuit de realiteit. Welke mensen komen er? Hoe maken zij gebruik van het park? Welke behoeften zijn er?”
Fenneke vindt dat de gebouwde omgeving veel meer vanuit diversiteit bekeken moet worden. Ze roept op om plekken voor hangjongeren te maken waar zij de ruimte krijgen om grenzen te ontdekken. “Maar zorg ook voor plekken waar meiden zich veilig kunnen voelen. Breng flexibiliteit aan in de ruimte.”
Inclusiviteit door exclusieve plekken
Ook vindt ze het belangrijk dat groepen met een vergelijkbare behoefte en leefstijl, zoals kinderen, meiden, jongens, senioren of mensen met een bepaalde migratieachtergrond samen kunnen zijn. “Je krijgt inclusiviteit als je exclusieve plekken creëert. Het gaat om herkenning en erkenning. Even samenvallen met jouw norm. Daarna voel je je sterker om de diverse samenleving in te gaan.” Het ‘thuisvoelen’, wat een universele behoefte is, ziet er voor iedereen anders uit.
Fenneke geeft tot slot nog een waarschuwing mee: “Geforceerd mixen van groepen werkt meestal niet, en kan juist leiden tot polarisatie in de wijk. Er zijn altijd verschillende belangen en behoeften als het gaat om verbinding en zorgzaamheid. Alleen in Disney-films leeft iedereen gelukkig met elkaar.”
Meer horen?
Tijdens het ZorgSaamWonen Congresop 25 september in Omnisport Apeldoorn geeft Fenneke een keynote en verzorgt daarna met Lea Klarenbeek nog een workshop: ’Samen integreren: werken aan verbinding in de wijk’
Reactie toevoegen