In Den Hoorn, een kern in de gemeente Midden-Delfland, hebben bewoners zelf aan de basis gestaan van een ‘vitale wijk’. Aan het woord zijn Frank Dietz en Paul ’t Mannetje, die de vorderingen en valkuilen met dit bewonersinitiatief zullen toelichten tijdens het ZorgSaamWonen Congres (24/25 september, Apeldoorn).
Vitale wijk in Midden-Delfland: met elkaar, voor elkaar

“Het was tijdens een burendag in 2021 waarop bleek dat de eerdere samenhang in de straat wat was weggeëbd. Het viel ons ook op dat diverse oudere mensen wel wilden verhuizen naar een geschikt appartement, maar dat dit er vaak niet was. En eigenlijk vonden ze het in de wijk te leuk en te gezellig om te vertrekken.
Als buren raakten we daarover in gesprek, wat uitmondde in een bijeenkomst met bijna de helft van de bewoners uit de straat over vragen als: Wat vind jij dat er zou moeten gebeuren? Wil je hier langer kunnen blijven wonen? En hoe kunnen we elkaar beter ondersteunen? Men was enthousiast en positief, terwijl wij ons realiseerden dat als je elkaar beter leert kent, je elkaar in allerlei situaties eerder wat durft te vragen of aan te bieden. Elkaar kennen is key.

Sociale cohesie
Vandaar dat we zo’n straatborrel vaker organiseerden, heel laagdrempelig, waarna iedereen makkelijker eens bij een ander op de bel drukt. Als je nu via de straatapp hulp vraagt, staan er binnen de kortste keren twee of drie mensen voor je deur. Noaberschap wordt ook in de Randstad gewaardeerd.
We begonnen met een informatiebijeenkomst voor het hele dorp om bewoners bewust te maken van het toenemende gat tussen vraag en aanbod van zorg. In de verder vergrijzende samenleving zullen zorgprofessionals selectiever moeten zijn in de zorg die ze nog kunnen leveren. Dit betekent dat bewoners elkaar meer moeten gaan helpen.
Tijdens de tweede bijeenkomst, een jaar later, was het vervolgens niet meer de vraag of we meer voor elkaar moeten gaan doen, maar hoe dan? We zijn nu aan het uitvinden hoe je die sociale cohesie in een kleine gemeenschap op een hoger niveau kunt brengen. Met welke middelen, met wie en voor wie? Dat is in elke situatie weer anders en natuurlijk ook niet absoluut nieuw. De mens heeft altijd al in groepen geleefd, maar toch moet je ‘omzien naar elkaar’ steeds opnieuw uitvinden en onderhouden.

Dit alles geldt nog meer voor ouderen, nu zij langer thuis blijven wonen. In beginsel is het ook goed om midden in de samenleving te blijven wonen, maar veel mensen hebben niet door dat er een enorm probleem mee samenhangt: de financiën en de menskracht om zorg aan huis te leveren. De spanning tussen de toenemende vraag en het beperkte aanbod is niet oplosbaar als mensen op dezelfde manier als nu zorg willen blijven krijgen en professionals op dezelfde manier willen blijven werken. Je komt daar nooit uit, tenzij je iets anders gaat doen, zoals het reservoir van relatief vitale ouderen aanboren en vormen van onderlinge bijstand gaat organiseren.
Die bijstand moeten we langzaam van de grond tillen, want veranderen kost tijd. Belangrijk is dat mensen gaan ervaren dat iets voor anderen doen, als je daarvoor vitaal genoeg bent, vooral leuk is om te doen. Je hebt een doel, een functie. Het appelleert aan je rol in de gemeenschap. Daarmee is onderlinge ondersteuning belangrijk voor de gevers en uiteraard ook voor de ontvangers, want die hebben te maken met mensen die ze uit hun informele netwerk in de straat of buurt kennen.
Een kick
De kunst is nu om de goede inspiratie uit de goede dingen te halen en daar ons voordeel mee te doen. Zo hebben we meer mensen weten te mobiliseren en met elkaar enkele actieve groepen geformeerd. De mensen leerden elkaar ook beter kennen; er veranderde iets. We groeten elkaar weer, we maken een praatje. Als je hier nu rondloopt, blijf je zo een half uur langer weg. Wij krijgen daar een kick van en merken dat andere mensen dat ook hebben.
We realiseerden ons echter ook dat we met de zorgprofessionals rond de tafel moesten. Die hebben immers het heft in handen, maar wat ons dan opvalt: zij kunnen moeilijk ‘nee’ zeggen. Ze zitten tot over hun oren in het werk en dan moet je wel bepalen wat het zwaarst weegt.
Het aantrekken van steunkousen is belangrijk, maar heb je daarvoor drie thuiszorgorganisaties in één straat nodig? Het is minder belangrijk wie dat doet, al moet dat natuurlijk wel goed gebeuren. In beginsel kan de buurman of buurvrouw dat ook doen. Dat betekent tijdwinst voor de thuiszorgorganisatie, waardoor er weer ruimte ontstaat voor een praatje en het professionele oog beter kan zien of het goed gaat met meneer of mevrouw.
Met de beste bedoelingen doen zorginstellingen hartstikke veel en goed werk. De wachtlijsten worden echter langer en niet alles kan, zodat je uit een ander vaatje moet gaan tappen. Samen ondersteuning bieden vanuit een informeel netwerk in de straat of buurt is mooi, maar dat moet wel goed georganiseerd zijn, zodat de continuïteit en de kwaliteit op niveau blijft. Want je kunt het wel leuk vinden om incidenteel iets te doen voor je buurman, maar dat jaar in, jaar uit doen is een ander verhaal. We moeten dus uitvinden hoe we met professionals in een andere structuur kunnen werken en zij moeten je een plaats gunnen in hun werkproces.

Knuffelen
Geleidelijk zijn we in allerlei overleggen terechtgekomen. De zorg, de gemeente, iedereen begint je dan ‘te knuffelen’. Er kwamen daarbij vooral aanbodgedreven voorstellen op tafel: ‘Wij weten wel wat goed is voor ouderen en zullen het efficiënt organiseren.’ Dat is nou precies de verkeerde volgorde. We moeten allemaal meer vraaggestuurd gaan werken. Bewoners moeten nadrukkelijk de vraag stellen wat ze zelf kunnen doen. Het appel op mantelzorgers is daarin normaal. De zorg en ondersteuning kan en moet echter over meer mensen worden verdeeld. Dat vergt niet alleen dat de behoefte aan zorg en ondersteuning kenbaar wordt gemaakt, en dat er voldoende participatie is van vitale mensen uit de buurt, maar ook dat nieuwe manieren van samenwerken met de zorgprofessionals worden opgetuigd. Hoe dat allemaal moet, zullen we met elkaar moeten uitvinden.
Dit zijn we nu in Den Hoorn voorzichtig aan het opbouwen. Zo koken en eten groepjes wat vaker met elkaar en op het moment dat iemand dan wat mankeert, zijn handen en hoofden eigenlijk al voorbereid om iets te doen. Geleidelijk dringt nu de vraag zich op hoe we een soort van permanente ondersteuning kunnen gaan organiseren. En hoe we dat verbinden met de zorgprofessional? Hoe moet die structuur eruitzien zonder dat het een keurslijf wordt en belangrijke vrijheden beperkt? Iedereen snapt dat je afspraken nodig hebt en dat je die vooraf met zorgverleners maakt. Maar wie doet dan wat?
Je hebt hiervoor wel een verbindende rol en de energie van een soort wijkwerker nodig. Want één van de vele valkuilen is dat de initiatiefnemers veel te veel naar zich toetrekken. Als je niet oplet, ben je er als vrijwilliger binnen de kortste keren elke dag mee bezig, maar daar zijn natuurlijk grenzen aan.”
Tijdens het aanstaande ZorgSaamWonen Congres op 24 en 25 september in Apeldoorn kun je in Sessieronde 2 met Frank Dietz, Paul ‘t Mannetje en met elkaar in gesprek over de uitdagingen voor een vitale wijk.
Alle info, het programma en het aanmeldingsformulier vind je op de speciale website het ZorgSaamWonen Congres.
Tekst: Ysbrand Visser
Beeld: Frank Dietz/Paul 't Mannetje
Reactie toevoegen